-
1 signal
adj. buitengewoon--------n. teken; voorteken; signaal--------v. teken geven; voortekenen; signalerensignal1[ signl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:the police action was the signal for the revolution • het politieoptreden was het signaal voor de opstand————————signal2♦voorbeelden:————————signal3♦voorbeelden:1 the leader signalled to his men for the attack to begin • de leider gaf zijn mannen het teken tot de aanvalII 〈 overgankelijk werkwoord〉
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский